Lionel Jokhoe

Kan je jezelf voorstellen?
Mijn naam is Lionel Jokhoe. Ik ben 69  jaar en gepensioneerd. Ik heb 38 jaar bij Parnassia gewerkt, wat vroeger RIAGG heette. Later heb ik daarnaast mijn eigen praktijk gehad als psychotherapeut. De belangrijkste mensen in mijn leven zijn mijn partner Bert met wie ik 44 jaar samen leef, mijn broer, zussen en mijn moeder. Dat zijn de mensen waar ik mij direct mee verbonden voel. Mijn vader is helaas al overleden. Ik ben in Europa een van de eerste mensen die met zwarte homo’s aan de slag is gegaan.

Wanneer wist je van jezelf dat je queer bent?
Toen ik een jaar of 12/13 was voelde ik een hele heftige verliefdheid voor een jongen, met wie ik toentertijd in de padvinderij in Suriname zat. De verliefdheid was serieus, maar ook iets waar ik geen uiting aan kon geven. Verliefdheid tussen een jongen en meisje wordt als iets vanzelfsprekends gezien, maar verliefdheid tussen mensen van hetzelfde geslacht was in de jaren ’70 totaal niet geaccepteerd. Die ongelijkheid heeft een hoop verzet in mij naar boven gebracht en een gevoel van onrechtvaardigheid, omdat de verliefdheid iets was waar ik niets aan kon doen.

In hoeverre ben je uit de kast?
In principe ben ik volledig uit de kast. Soms kies ik er wel voor om mijn geaardheid voor mij te houden, ondanks dat ik nu zoveel jaren verder ben. Soms voel ik een soort ongemak tijdens nieuwe ontmoetingen, waarbij ik onbewust denkt: hoe zullen deze mensen reageren als ze weten dat ik homo ben? Ik vergelijk het met het zwart-bewustzijn: als je als een donker persoon op straat loopt, dan heb je regelmatig het gevoel dat er toch op een andere manier naar je wordt gekeken. Mijn geaardheid is dan wel niet zichtbaar, maar toch is het een vergelijkbaar gevoel. Een gevoel dat ik niet helemaal mezelf kan zijn. Als je als LHBTI’er in contact komt met nieuwe mensen, dan zet je automatisch je radar aan en ben je aan het aftasten hoe men op dit stukje van je zal reageren. Dus dat is niet iets wat over is gegaan bij mij en ik ben bang dat dat ook niet over zal gaan. Vandaag de dag is homoseksualiteit namelijk nog steeds een taboe, wel minder dan destijds in Suriname, maar over de hele wereld is het iets dat nog niet vanzelfsprekend is.


Hoe oud was je toen je uit de kast kwam en hoe reageerde jouw familie daarop?
Mijn zelfacceptatie is in het najaar van 1971 geweest, ik was net 20 geworden. Ik worstelde toen vreselijk met het feit dat ik mij zo anders voelde. Ik was al bij het COC geweest en had daar gezellige feestjes meegemaakt. Ik werd heen en weer geslingerd tussen het openlijke homoseksuele leven dat ik hier in Nederland had ervaren en datgene wat ik achter had gelaten in Suriname. Ook worstelde ik met het gevoel dat homo-zijn en Hindoestaan-zijn niet samen gingen. Dat heeft een innerlijk gevecht in mij teweeg gebracht, waarvan ik niet meer het exacte moment weet, maar wel weet dat het ergens in september of oktober 1971 was. Ik ben toen naar het raam op mijn zolderkamer gelopen. Terwijl ik daar stond dacht ik: ‘als ik nou naar beneden spring, dan ben ik van alles af en hoeft niemand zich verder druk te maken over mij’. Ik hoorde de tram in de verte klingelen en ik zag mensen beneden op straat lopen. Ik herinner mij de mooie herfstzon die die dag scheen. Ik stond daar en dacht ineens: ‘wat voor raar idee is dit nou?! Ik laat dit niet met mij gebeuren!!! Als ik naar beneden spring is iedereen mij morgen vergeten en gaat het leven gewoon door!’ Dat was het moment dat ik voor mezelf besloot: ik ga voor mezelf leven en ik ga leven zoals ík dat wil.

Ik was 22 toen ik het aan mijn ouders vertelde. Zij zouden uit Suriname op vakantie naar Nederland komen. Intussen woonde ik al twee of drie jaar in Nederland. Mijn broer en mijn zus woonden ook in Nederland. Aan hen had ik het al verteld, want ik had toentertijd een vriendje, en zij vonden het geen enkel probleem. De tweede dag na de aankomst van mijn ouders in Nederland, zouden we met het hele gezin gaan kaarten. Die avond zei ik op een gegeven moment tegen iedereen: ‘nu even de kaarten weg, ik wil jullie wat vertellen. De jongen met wie ik ben is mijn vriend, maar niet zomaar een vriend. Ik ben homo en ik val op mannen’. Mijn ouders waren met stomheid geslagen, want ze hadden het nooit verwacht of gedacht. Mijn ouders waren even van slag, maar trokken die avond wel snel bij. Mijn moeder keek op een gegeven moment mijn toenmalige vriend aan en zei: ‘ok, jij bent dus mijn schoondochter?’ Dat was haar eerste reactie. Dat was mijn officiële coming out bij mijn ouders. 

Je bent al sinds de jaren ‘80 actief bezig met emancipatiewerk voor Surinaamse homo’s. Wat heb je allemaal gedaan en waar was of ben je allemaal bij betrokken?
In 1980 studeerde ik af aan de sociale academie. Voor mijn scriptie heb ik onderzoek gedaan naar Surinaamse homo’s in Nederland. De titel van mijn scriptie was: ‘Homofielen uit Suriname. Een vergeten groep in de Nederlandse samenleving?’. Ik voelde als Surinaamse homo een soort dubbele discriminatie, vanuit zowel de Nederlanders als de Surinamers en ik was op zoek naar een oplossing daarvoor. Naar aanleiding van mijn scriptie werd ik gevraagd voor het Surinaams NOS radioprogramma Zorg&Hoop, waarin ik het aanbod kreeg om een bijeenkomst te organiseren voor Surinaamse homo’s. SUHO, wat staat voor Surinaamse Homo’s, is toen opgericht. Een jaar later werd in Suriname de WSH (Werkgroep Surinaamse Homo’s) opgericht. Wij hielden ons bezig met belangenbehartiging, opvang en het geven van voorlichting en trainingen . Verder gaven we een tijdschrift uit en hebben een film gemaakt: Mati Sma. Daarna heb ik via mijn werk bij het RIAGG ook in het werkveld gezeten. Ik was daar hiv- en aidshulpverlener. Ook ben ik een tijdje migrantenhulpverlener geweest. Namens de SUHO heb ik vorig jaar, in 2019 tijdens het Kwakufestival, de Mikel Haman Award in ontvangst mogen nemen.

Kan je wat vertellen over hoe het in de jaren ‘80 was als Surinaams-Hindostaanse homo in NL?
Het was niet veel anders dan hoe het in Suriname was. Het Hindostaans-zijn is verweven met het geloof, of het nou hindoe, moslim of christen is. Van daaruit ervaar ik veel afwijzing over homoseksualiteit. Die afwijzende mentaliteit was vanuit Suriname meegekomen naar Nederland. Er werd geroepen: ‘het is een Hollandse ziekte en komt bij ons niet voor’. Ik was bij een Surinaamse stichting geweest voor informatie over Surinaamse homo’s en de meneer die achter de balie zat zei: ‘homoseksualiteit komt bij ons Surinamers niet voor’. Waarna ik tegen hem zei: ‘hoe komt het dan dat ik tegenover je sta?’ Het was een soort ontkenning van het bestaan van homoseksualiteit. Dat was iets waar ik de hele tijd tegen aan liep.
In Nederland was het uitgaansleven vooral uitgaan in de homodisco. In de jaren ’80 viel ik op met mijn Surinaams-Hindostaanse uiterlijk. Ik werd gezien als exotisch snoepje. Er was steeds wel veel belangstelling, maar het was vooral gericht op het uiterlijk en op het seksuele. Ik werd vooral leuk gevonden om mijn uiterlijk in plaats van om de persoon die ik was.

Wat is er vandaag de dag veranderd t.o.v. de jaren ’80?
De vrijheid die we nu hebben, was iets dat we ons niet konden voorstellen in de jaren ‘80 en daarvoor.  Er is best wel veel veranderd ten opzichte van die tijd. Er zijn nu veel mogelijkheden via internet en sociale media. Ontwikkelingen als vrouwenvoetbal en roze in blauw bij de politie vind ik heel mooi. Ik heb er het volste vertrouwen in dat deze ontwikkelingen door zullen en moeten gaan, maar het gaat niet vanzelf. We zijn er nog lang niet. Zolang het woord homo een scheldwoord is op scholen en voetbalvelden, dan zijn we er nog niet. LHBTI-emancipatie is niet voltooid zolang moeders en vaders schrikken van de vraag: ‘stel dat je kind homo of lesbisch is, wat dan?’

Kan je iets benoemen wat binnen de LHBTI-gemeenschap vandaag de dag nog hetzelfde is als in de jaren ‘80?
De onvoorwaardelijke acceptatie van mensen die anders zijn dan dat jij bent. Dat is niet veel veranderd. Toen de SUHO werd opgericht kregen we de mogelijkheid om bij het COC te vergaderen. De 3e keer dat we er kwamen werd er gevraagd: ‘wat doen die zwarte apen hier?’. Dat heeft er bij ons heel diep ingehakt. Wij waren binnen de Surinaamse gemeenschap nog bezig met het verbreken van taboes, daar was binnen de Nederlandse samenleving weinig begrip voor. We moeten niet afwachten, maar zelf het initiatief nemen om onze eigen dingen op onze eigen manier aan te pakken en vorm te geven. Van groot belang is de eigen Surinaamse LHBTI geschiedenis in Nederland en in Suriname in kaart te brengen en te koesteren!

SUHO vertegenwoordigers (Lionel Jokhoe helemaal links) bij de Surinaamse ambassade in Den Haag om een petitie aan te bieden aan de ambassadeur, ten aanzien van de wetgeving gelijke rechten in Suriname (1983)

Welke problemen denk je dat specifiek zijn voor Hindostaanse queer mensen t.o.v. queer mensen met een andere etnische achtergrond?
Er is weinig ruimte om breder te denken dan man en vrouw of jongen en meisje. De ongelijkheid daarin speelt nog steeds een grote rol. Als Hindostaan ben je altijd onderdeel van de grotere Hindostaanse gemeenschap. Er heerst een wij-gevoel met de nodige schaamtecultuur, dat blijft nog steeds een grote rol spelen in het jezelf mogen zijn. Ik zie wel veranderingen, namelijk dat mensen de ruimte nemen en krijgen om dat te doorbreken. 

Welke overeenkomsten zie jij tussen queer Hindostanen en queer mensen van andere etnische achtergronden?
Ik denk dat de Turken en Marokkanen vanuit het geloof tegen identieke zaken aan lopen als Hindostanen. In de Creoolse cultuur neemt men naar mijn idee veel meer ruimte om zichzelf te kunnen zijn. Het geloof lijkt minder belemmerend bij hen.

Waar heb je als Hindostaanse queer behoefte aan?
Ik heb behoorlijk wat afstand genomen van mijn Hindostaanse identiteit. Doordat ik heb gekozen om homo te zijn in Nederland, ben ik een stukje beroofd van mijn Surinaams – Hindostaanse identiteit. Dat maakt het voor mij lastig om weer een stap terug te doen, om te kijken wat ik mis. Ik voel mij nu heel gelukkig, zonder dat te moeten ophangen aan een stukje identiteit. Ik voel mij een wereldburger, ik ben wie ik ben BASTA!

Welk advies zou je de jongere versie van Lionel geven?
Dat hij zich vanuit zijn gevoel voor rechtvaardigheid en gelijkheid in zou moeten zetten om verandering voor elkaar te krijgen in de wereld. Als ik terug kijk zou ik hem ook een compliment willen geven, namelijk dat hij zich niet klein heeft laten krijgen. Hij had zich namelijk voorgenomen: ik ben wie ik ben en we hebben allemaal recht op een menswaardig leven en daar gaan we voor.

Sommige mensen kiezen ervoor om nooit uit de kast te komen. Wat zou je tegen deze mensen willen zeggen?
Als ze het gevoel hebben dat ze in de kast willen blijven, dan moeten ze dat doen. Iedereen moet zijn of haar eigen keuzes maken in het leven. Als je gelovig bent: laat het oordelen dan over aan de hogere machten. Wij mensen hoeven ons daar niet mee bezig te houden. Wij hoeven alleen respectvol en gelijkwaardig met elkaar om te gaan. Dat is naar mijn mening het grote goed dat we met elkaar zouden moeten nastreven.

Welk advies heb je voor de jongere generatie Hindostaanse LHBTI’ers?
Mijn advies is niet expliciet gericht aan Hindostaanse LHBTI’ers, maar meer aan jongeren in het algemeen. Zij zullen dat in hun oren moeten knopen vind ik: we zullen mensueel moeten opvoeden, dat betekent regenboog opvoeden. Dan bedoel ik: niet roze of blauw, maar regenboogkleuren. Een kind moet later zelf kunnen bepalen waar het op de regenboog een leven wil leiden. Bij een zwangerschap is er wel begeleiding voor de lichamelijke aspecten, maar niet voor de maatschappelijke en psychische aspect. Ik denk dat we daarin een stap moeten maken.

Gepubliceerd door