Hijra’s

Voor Hindostaanse queer en trans mensen is juni een krachtige maand. Indian History Month en de internationale Pride-maand kruisen elkaar in deze maand, net als in de identiteiten van Hindostaanse queer en trans personen. Dit jaar heeft Indian History Month het thema #PRIDE en staat het queer perspectief centraal. Enerzijds omdat de Hindostaanse gemeenschap vandaag de dag queer en trans zijn nog steeds beschouwt als taboe, en anderzijds om te laten zien dat queerness altijd al aanwezig was in de Hindostaanse geschiedenis. Een relatief bekend voorbeeld hiervan is het bestaan van de Hijra, een groep mensen in India die onder het derde gender vallen. Dit stuk eert het bestaan van de Hijra’s en blikt terug op hun verleden.

Hijra’s

De Hijra gemeenschap was en is een gemeenschap die de binaire gendercategorieën van man en vrouw overstijgt. Hijra’s belichamen vrouwelijke genderkenmerken en hun zelfexpressie bestaat uit vrouwelijke kleding en juwelen dragen, het weghalen van gezichtshaar en specifieke fysieke gebaren. Vanuit een Westers perspectief zouden Hijra’s omschreven kunnen worden als trans vrouwen of trans feminiene personen. Maar tegelijkertijd wist dit de subtiliteiten van hun identiteit uit, omdat Hijra’s niet los gezien kunnen worden van de pre-koloniale culturele en religieuze context waar ze zich in bevonden en vandaag de dag nog steeds in bevinden.

Eén ding is duidelijk: Hijra’s vertegenwoordigden alles wat seksueel afwijkend was in de ogen van Britse en christelijke kolonisten. Een van de manieren waarop kolonisten het bestaan van Hijra’s probeerden te ontkennen, was via taal: door Hijra’s te omschrijven als ‘eunuchen’ (gecastreerde of ‘ontmannelijkte’ mannen) konden ze Hijra’s zien als een (mindere) vorm van mannen en ze alsnog in een binaire gendercategorie dwingen. Een andere vorm van die taalkundige uitwissing wordt duidelijk via het woord ‘sodomie’. In het negentiende-eeuwse Groot-Brittannië gebruikte men het woord ‘sodomie’ om seks tussen mannen te omschrijven, wat dus betekent dat Hijra’s beschouwd werden als mannen.

Hijra’s, en het derde gender in het algemeen, bestaan echter veel langer dan de haat en afkeer die kolonisten hadden (en hebben) naar alles wat seksueel afwijkt van de norm: in de Kama Sutra wordt verwezen naar feminiene mensen van het derde geslacht (in die teksten zijn ze omschreven als tritiya prakriti).

Bhoorah

De behandeling van Hijra’s in het koloniale Brits-Indië komt duidelijk naar voren in het verhaal van een Hijra genaamd Bhoorah. Op 17 augustus 1852 werd Bhoorah onthoofd gevonden in het Noord-Indiase district van Mainpuri. Bhoorah had een guru status en twee volgelingen genaamd Dullah en Mathee, met wie ze in hetzelfde huis woonde. Ze heeft ook twee jaar samengewoond met haar mannelijke lover genaamd Ali Buksh. Vlak voordat Bhoorah werd vermoord, ging ze weg bij Ali Buksh voor een andere man. Op die dag in augustus dwong Buksh Bhoorah om weer terug te komen.

Bhoorah’s buren zagen Bhoorah en Buksh ruziën op straat voordat ze naar binnen gingen. Later op de dag rende Dullah naar buiten, schreeuwend dat Bhoorah was vermoord door Bukhs. In de rechtszaak die volgde, waren er twee verdachten: Ali Buksh en Dullah. De Britse rechters waren ervan overtuigd dat Buksh de dader was en Bhoorah had vermoord omdat hun ‘beruchte samenzijn’ was verbroken. In dat tijdperk criminaliseerden rechters Hijra’s als travestieten, bedelaars en onnatuurlijke prostitués, ook al was een Hijra het slachtoffer van een misdaad. Een van de rechters noemde Hijra’s een schande onder de koloniale heerschappij. In de nasleep van Bhoorah’s gewelddadige dood concludeerden de Britse heersers van India dat de Hijra gemeenschap uitgeroeid moest worden.

De Britse kolonisten wilden met wetgeving Hijra’s elimineren door middel van de Criminal Tribes Act (CTA) van 1871. Onder de CTA werden Hijra’s en hun genderbelichaming, hun huiselijke situatie en hun levensstijl sterk onder de loep genomen en gereguleerd op nieuwe manieren. Deze anti-Hijra campagne vroeg ook van de politie om registers te maken met de persoonlijke gegevens van Hijra’s. Het ging dan vooral om het bijhouden en in de gaten houden van Hijra’s die verdacht werden van sodomie, kidnappen en castratie. Via deze weg werden Hijra’s, in de beschrijvingen van de registers bestempeld als ‘eunuchen’, en dus op een wettelijke manier gedefinieerd als seksueel afwijkend. Via deze weg zouden ze dan castraties, de manier waarop zij dachten dat Hijra’s ‘ontstonden’, kunnen ‘voorspellen’ en voorkomen om zo de Hijra gemeenschap uit te roeien.

Het kolonialisme

De criminalisering en poging tot uitwissing van Hijra’s kwamen voort uit koloniale angst. Voor vele kolonisten waren Hijra’s niet alleen een gevaar voor publieke normen en waarden, maar waren ze ook een dreiging voor de koloniale politieke autoriteit. Deze angst en afkeer is ook gaandeweg gegroeid. In de vroege periode van het koloniale India, tussen 1760 en 1780, hadden Britse kolonisten voorgenomen om India te regeren vanuit India’s eigen wetten en instituties. Tegen de jaren ’20 van de eeuw erna hebben voornamelijk evangelische overtuigingen geleid tot wettelijke en sociale hervormingen van het India van toen.

De ambiguïteit in, of eigenlijk tussen de categorieën van ‘man’ en ‘vrouw’ was ook een bron van koloniale angst. Gender was een van de voornaamste categorieën waarlangs geregeerd werd vanuit de koloniale visie. Het koloniale reguleren van de Hijra gemeenschap laat ook zien hoe het koloniale strafrecht, en het kolonialisme in het algemeen, naast een geracialiseerd karakter ook een gegenderd karakter heeft.

Tussen 1850 en 1870 ontstond collectieve paniek over Hijra’s in de elite van de Britse ambtenaren. Deze ambtenaren bleven de Hijra gemeenschap keer op keer (her)ontdekken, wat steeds leidde tot een herhaling van publiekelijke verdoeming van de Hijra’s. De perfecte koloniale onderdaan was gevestigd volk dat deed aan productieve economische activiteiten, hun levens hadden ingericht op basis van reproductieve seksualiteiten en zich gedroegen volgens de publieke normen en waarden.

Langs die waarden van de zogenaamde perfecte koloniale onderdaan, waren Hijra’s een dreiging voor de publieke orde. Veel Hijra’s werden verboden om performances te doen, konden hun genderidentiteit niet in de publieke ruimte laten zien door een verbod op vrouwelijke kledij bij ‘mannen’ en hun huiselijke situatie werd scherp in de gaten gehouden door toezicht en regulering van de koloniale overheid. Kolniale interventie was zogenaamd nodig om de Indiase samenleving een morele transformatie te laten ondergaan en om onschuldige kinderen te redden van Hijra’s. Er werd expliciet een verband gemaakt tussen de Hijra’s en christelijke moraliteit. Hijra’s zouden in elk Christelijk geleid land een schande zijn. Indiase huishoudens die bestonden uit de echtelijke staat, heteroseksuele en reproductieve seksualiteit en waarin de vaderlijke lijn centraal stond, werden beschouwd als leidend in de koloniale en sociale politieke orde. Vanuit diezelfde lijn zijn niet-normatieve genderidentiteiten en seksualiteiten een gevaar voor de orde en geheel onbestuurbaar.

De Britten gebruikten vaak woorden zoals ‘vervuilend’ en ‘besmettend’ om Hijra’s te omschrijven, omdat Hijra’s gezien werden als een bron van wanorde en een gevaar voor de samenleving. Het opmerkelijke aan deze woorden is dat ze Hijra’s vergelijken met ziekteverwekkers, als ‘iets’ wat de samenleving kan infecteren en bevuilen. Dat impliceert dat de Indiase samenleving onder het Britse heerschappij per definitie schoon en gezond zou zijn.

Wat opmerkelijk is, is dat vrouwelijkheid onder mannen niet per se een verlangen naar seks met andere mannen indiceerde in het achttiende-eeuwse Groot-Brittannië. Een vergrote emotionaliteit en romantische hechting aan vrouwen werden juist meer geassocieerd met vrouwelijkheid onder mannen. Daarnaast keurde men travestie ook niet geheel af. Op straat en in het dagelijks leven kon het wel leiden tot opmerkelijke blikken, maar het werd vooral geassocieerd met theatraliteit en niet met seksuele deviantie.

In de huidige eeuw

Als we vooruit spoelen naar de eenentwintigste eeuw, dan zien we dat het beter gaat met de Hijra’s in vergelijking met de koloniale periode. In 2014 heeft het Hooggerechtshof besloten dat transgender personen, en dus ook Hijra’s, officieel erkend worden als derde gender. Het gerechtshof stelde dat de discriminatie van Hijra’s niet rechtvaardig was zonder expliciete wet die dit legitimeerde.

Antropoloog Gayatri Reddy schrijft in het boek With Respect to Sex: Negotiating Hijra Identity in South India dat vandaag de dag Hijra’s ook steeds meer te zien zijn in mainstreamfilms, maar dat dat ook een dubbelzijdig zwaard is: door de complete onzichtbaarheid van een aantal eeuwen is het nu vreemd voor Hijra’s (en ook non-Hijra’s) om zo opeens in het zicht te zijn. Hoe dan ook is er met de wettelijke erkenning in 2014 meer ruimte voor ze in de samenleving, en geeft dat hoop voor hun rechtvaardige plek in de samenleving.

Gepubliceerd door