Een ode aan zij die mij voor gingen

Persoonlijke essay door Asa

Illustratie: Asa
Omschrijving van de illustratie: Een uiting van de boom die door zij die ons voorgingen is geplant. Een boom die door de generaties daarna is verzorgd en waar nu de vruchten van geplukt kunnen worden. De boom staat symbool voor de strijd voor queerrechten. Een strijd die veel heeft opgeleverd, maar nog steeds hard nodig is. 

Het is zondagmiddag en ik luister naar de radio. Daar hoor ik Ashwin, namens Hindostaans & Queer is hij te gast bij Sunrise FM. Ik luister niet vaak naar Hindostaanse radio, maar dit wil ik niet missen. Bij m’n adji thuis staat Amor FM, een andere Hindostaanse radiozender, al sinds ik me kan herinneren altijd aan. De bekende commercials en liedjes geven me het gevoel van thuiskomen. Het programma begint. Met kracht hoor ik Ashwin zijn verhaal vertellen over een zware reis naar zelfacceptatie. Ik luister met trots naar zijn oproep aan de Hindostaanse gemeenschap: “Ga het gesprek aan met je kinderen, laat ze weten dat ze er mogen zijn. Praat liefdevol over queer mensen, daar begint het mee.” Een oproep die ik zou willen delen met de wereld en waarvan ik hoop dat iedereen die meeluisterde het zal herhalen.

Zelfacceptatie

Door zijn verhaal denk ik terug aan mijn eigen ervaringen met zelfacceptatie, die op z’n zachts gezegd heel ingewikkeld waren. Ik herinner me de dagen waar ik bijna elke nacht moest huilen, omdat ik het toekomstbeeld dat mijn ouders voor mij hadden niet kon waarmaken. Het was een tijd waarin ik zwaar worstelde met mezelf en liever niet aan terug denk. Als ik dacht aan m’n toekomst dan kon ik me er niks bij voorstellen. Het voelde alsof mijn wereld eindigde. 

Als kind werd ik mijn hele jeugd gepest om mijn uiterlijk. Als resultaat hiervan was ik altijd heel erg bezig met mijn uiterlijk en zo ‘normaal’ mogelijk gevonden worden. Ik wilde inblenden en vooral niet anders zijn of opvallen. Ik verborg mezelf en deed mezelf voor als iemand die ver af lag van hoe ik echt ben. Niet alleen qua gedrag paste ik mezelf aan, maar ook qua uiterlijk. Ik deed mijn best om zoveel mogelijk op de meisjes in m’n klas te lijken. Een herinnering die naar boven komt is de dag dat ik als 10-jarig kind met een pleister op mijn bebloede bovenlip naar school kwam, na de zoveelste keer gewezen te worden op mijn snor besloot ik dat het tijd was om het weg te scheren zonder te weten hoe een scheermes eigenlijk werkt. 

Dat masker dat ik toen ophield voelde ergens wel echt, ik was er na er jaren mee te leven zo comfortabel mee geworden. Pas later besefte ik me dat ik niet wist wie ik was zonder dat masker. Ik had het ervoor over om mezelf compleet kwijt te raken als dat betekende dat ik erbij kon horen. Alleen was het nooit genoeg, hoe erg ik me best ook deed om erbij te horen werd ik er toch elke keer weer op gewezen dat ik anders was. 

In mijn pubertijd begon ik me steeds meer te realiseren dat ik niet hetero ben. Ik merkte dat ik me kon herkennen in andere queer personen, op tv en in mijn omgeving. Ook begon ik mij rond m’n 15de steeds meer te realiseren dat ik me eigenlijk geen meisje voelde, maar dat wilde ik nog niet onder ogen komen. Mijn queerness voelde als nog iets dat mij anders maakte, dus verborg ik het.

Met hard werk heb ik dat masker waar ik me achter verschuilde deels kunnen loslaten. Het werkte toch niet en bovendien voelde ik me er verloren door en diep ongelukkig. Dit deed ik niet alleen, maar met de hulp van een therapeut. Ik moest opnieuw opzoek naar mezelf. Voor mij betekende dat ook mijn queerness onder ogen komen.

Waar ik mijn genderidentiteit eerder niet onder ogen durfde te komen, had ik me voorgenomen om dat toch te proberen. Het was de tijd van de lockdowns en ergens gaf het me de veiligheid om zonder de mening van anderen naar mezelf te kijken. Het gaf me de tijd om te ontdekken wie ik ben. Ik experimenteerde met mijn look, van lang haar tot m’n heupen tot haar dat zo kort is dat ik de wind op m’n hoofd voel. Sommige dagen tekende ik wat haartjes bij mijn snor, dezelfde snor waarmee ik vroeger jarenlang ben gepest bracht mij nu een gevoel van euforie. Als mijn vader niet thuis was trok ik stiekem zijn pakken aan en staarde ik naar mezelf in de spiegel. Door middel van zelfexpressie kon ik uiten hoe ik me van binnen voelde. Ik las boeken die net leken alsof het over mij geschreven was (boeken als: ‘I wish you all the best’ en ‘X alles of niets’) . En vond herkenning in de verhalen van nonbinaire personen (mensen als: Alok Vaid-Menon en Nanoah Struik). Queer zijn heeft mij een vrijheid gegeven die ik nooit eerder had ervaren. Ik heb kunnen ontdekken wie ik ben en leerde dat er altijd nog ruimte is om jezelf verder te ontdekken. Ik kom elke dag weer nieuwe dingen over mezelf te weten, en voel steeds meer ruimte om dat te ontdekken. Het geeft me het gevoel dat ik leef. 

Soms denk ik bij mezelf hoeveel makkelijker het leven geweest zou zijn als ik hetero en cisgender zou zijn. Aan de andere kant, zou het me ook veel kosten.

Gezien worden

Ik ben dichter bij mezelf gekomen, maar deze versie van mezelf deel ik niet met iedereen. Bijvoorbeeld niet met mijn familie, voor nu voel ik daar de ruimte niet voor. Toen ik 16 was vertelde ik aan mijn ouders dat ik nonbinair ben. Sindsdien is de relatie met mijn ouders erg verslechterd en kan ik niet zeggen dat er sprake is van volledige acceptatie, ook bijna 6 jaar later niet. Die acceptatie die ik daar niet heb kunnen vinden, heb ik wel kunnen vinden op veel andere plekken. Het vult niet het gat van de acceptatie dat ik wil van mijn familie, maar het staat naast elkaar. Eigenlijk leef ik in twee werelden. Eentje waar men mij alleen bij mij geboortenaam kent en als hetero, cisgender en gelukkig ziet. En de ander waar ik echt geluk ervaar, mijn gekozen naam draag, en waar ik mijn nonbinaire en queer identiteit uitdraag. De twee werelden liggen ver uit elkaar, maar ik draag ze beide. Het masker waarvan ik zo graag afscheid wil nemen, beschermd mij van afwijzing en ontneemt me ook de kans om gezien te worden. 

Het moeten leven in twee werelden is zwaar en wens ik niemand toe. Het is iets dat ik nu doe om te overleven, maar ik begin steeds meer te realiseren dat ik mag gaan beginnen met leven. Wat mij helpt in mijn proces van zelfacceptatie is mensen ontmoeten zoals ik. Mezelf omringen met andere queer personen, met allemaal andere ervaringen en andere identiteiten, bij wie ik herkenning vind. Toen ik begon met studeren begon ik met wat voelde als een nieuw leven. Ik liet mensen toe in de wereld waarin ik mezelf ben en gaf mezelf de kans om gezien te worden. Niet iedereen zag mij gelijk voor wie ik ben, voor velen van mijn medestudenten was het de eerste keer dat ze een nonbinair persoon leerde kennen. Soms hebben dingen tijd nodig, en volgt die acceptatie later en soms volgt het niet. Dan denk ik terug aan zij die mij voor gingen en te maken hadden met zoveel onbegrip, maar hun toch thuis vonden. 

Zij die mij voor gingen

In tv series zag ik voor de eerste keer queer mensen in wie ik me kon herkennen. En later waren het queer mensen in mijn omgeving in wie ik me kon herkennen, van klasgenoten tot leraren. Op het internet maakte ik kennis met een queer gemeenschap die zo rijk is. En leerde ik over de geschiedenis van de gemeenschap. Toen ik achttien was maakte ik kennis met Hindostaans & Queer. Daar ontmoette ik mensen die ouder waren en was ikvaak de jongste in de ruimte, ik leerde mensen kennen die net als ik Hindostaans en Queer zijn. Waar het vroeger voelde alsof de wereld verging, voelde het nu alsof er een nieuwe wereld openging. Het zien van oudere Hindostaanse queer personen heelde iets in mij. Ik luisterde naar de verhalen van mensen als Lionel Johkoe, die SUHO (Surinaamse Homofielen) oprichtte in de jaren 80. Hij is ouder dan ik mezelf ooit zag worden en bovendien: hij is zichzelf. Ook leerde ik in een boek dat nonbinaire mensen altijd al hebben bestaan, in velen culturen. Dat verrijkte mijn bestaan. Het voelt soms nog alsof ik de eerste ben die dit allemaal meemaakt, maar er zijn mij velen voorgegaan.

Ik breng een ode aan allen die mij voor gingen. Die jarenlang hebben geworsteld met zichzelf, zijn uitgesloten door hun gemeenschap en veel moeite hebben gedaan om zichzelf te kunnen accepteren. Een ode aan allen die hun ware zelf nooit met de wereld hebben kunnen delen. Zij die streden voor hun rechten en waarmee ze streden voor ons allemaal. En daar sta ik dan, ik kan de vruchten plukken van de boom die zij hebben geplant en hebben verzorgd. Het voelt alsof het mijn beurt is om die boom ook te verzorgen.


Geschreven door Asa (hen/hun, die/diens)

*Asa is een pseudoniem

Vacature: Projectleider algemeen

Over ons:
Stichting Hindostaans & Queer zet zich in voor de acceptatie, emancipatie en representatie van Hindostaanse queer personen. Wij streven naar een wereld waarin Hindostaanse queer mensen vrijelijk hun veelzijdige identiteit kunnen claimen en vieren. Dit doen we door middel van community-emancipatie en outreach-activiteiten, waarbij intersectionaliteit en solidariteit met andere gemarginaliseerde groepen centraal staan.

Wat ga je doen?
Als projectleider help je ons met projecten die bijdragen aan onze missie. Zelfstandig ga je aan de slag met een afgebakend project om de stichting vooruit te helpen. Wij hebben bijvoorbeeld de wens om de ANBI status te verkrijgen en graag zetten we een voorlichtingspakket op om mensen bewustzijn en kennis bij te brengen over Hindostaans & Queer zijn.

Jouw taken:

  • Met team H&Q het project afstemmen: wat moet gedaan worden en wat past binnen jouw tijd.
  • Contact onderhouden met het team over de voortgang.
  • Zorgen voor een soepel verloop van het project.

Wij zoeken iemand die:

  • Affiniteit heeft met de missie en visie van Hindostaans & Queer.
  • Enthousiast en creatief is.
  • Goed kan samenwerken en flexibel is.
  • Oog heeft voor overzicht, detail en planning.

Wat bieden wij:

  • Een bijdrage leveren aan de missie en visie van Hindostaans & Queer:
    Visie
    Hindostaans & Queer streeft naar een wereld waar Hindostaanse queer mensen vertegenwoordigd zijn en in vrijheid de veelzijdigheid van hun identiteit claimen en vieren.
    Missie
    Bevorderen van acceptatie, emancipatie en representatie van Hindostaanse queer mensen. Dit doet Hindostaans & Queer vanuit intersectionaliteit en solidariteit naar andere gemarginaliseerde groepen.
  • Werken met een fijn team
  • Uitbreiding van je Hindostaanse queer netwerk en netwerk van andere organisaties
  • Een mooie uitbreiding van je CV qua competenties 

We nodigen alle geïnteresseerden in deze functie uit om te solliciteren, met name trans en Islamitische mensen.

Ben jij de projectleider waar wij naar op zoek zijn? Stuur je CV en motivatie naar contact@hindostaansenqueer.nl. Ook voor vragen of toelichtingen kun je gerust een mailtje of berichtje sturen. Ben je benieuwd naar het huidige team? Klik hier om meer te lezen over hen.

Team Hindostaans & Queer

50 jaar Srefidensi: Kritische reflecties op vrijheid

Essay door Ashwari Akloe

Beeld: Yasmin

Dit essay is mijn poging om vijftig jaar Srefidensi te begrijpen door de lens van mijn eigen migratieverhaal. Het gaat over trots en verlies, diaspora, aanpassing zonder uitwissing, en de vele manieren waarop koloniale erfenissen ons nog steeds vormen. Naast collectieve bevrijding gaat het bovenal ook om de vrijheid om volledig jezelf te zijn.

Kinderlijke trots

Wanneer ik aan Suriname denk en mijn associaties met Srefidensi kan ik soms heel nostalgisch worden. Ik ruik dan meteen die karakteristieke tropische lucht. Die welke je met een vlaag begroet zodra je het vliegtuig uitstapt op Zanderij. Naast die geur moet ik ook meteen denken aan mijn schooltijd. Aan de vlaggenparades die een onuitwisbare stempel op me hebben achter gelaten. Steevast begon het zo; nog voor de school officieel begon, rond zeven uur ’s ochtends, kwamen we met alle leerlingen, juffen en meesters samen op het schoolplein om het Surinaamse volkslied te zingen. Eén kind hield de opgevouwen vlag keurig vast, een ander mocht haar hijsen, en een derde kind diende de touwen van de vlag strak aan de mast te binden, zodat de vlag de rest van de schooldag gegarandeerd fier bleef wapperen.

Wat voelde ik me elke keer toch ontzettend trots om te midden van de met dauw bestreken grassprieten op het pleintje te staan voor de hele school. Op die momenten voelde het ook echt alsof ik met mijn kleine handen de verantwoordelijkheid droeg om het land omhoog te hijsen. Ik geloof dat het besef van mijn Surinaamse identiteit daar begon. Tussen alle kinderstemmen in de ochtendlucht, onder een vlag die hoger leek dan wij allemaal. Daar groeide mijn eerste gevoel van trots, van iets dat groter was dan mezelf.

Aanpassing zonder uitwissing

Maar, opzichzelfstaande trots- en daarmee bedoel ik zonder tegenspraak- kan verdomde wankel zijn. Dat leerde ik al snel een aantal jaar na de veelbetekenende vlaggenparades. De trots die ooit als vanzelf kwam, werd plots op de proef gesteld toen we besloten als gezin te immigreren naar Nederland. Sindsdien heb ik kunnen ervaren welke privileges het bordeauxrode paspoort met zich meebrengt. Echter ook wat ik ervoor heb moeten inleveren: de vanzelfsprekendheid van erbij horen. Ik heb het dan over de alledaagse ervaringen van ongemak en subtiele uitsluiting.

Zoals het dikwijls worden aangesproken in het Engels, terwijl het Nederlands verdorie mijn moedertaal is. Dit lijkt onschuldig, en men zou kunnen stellen dat het gebruik van de Engelse taal juist een blijk kan zijn van gastvrijheid naar buitenlanders toe. Maar wat betekent het meermaals ervaren hiervan voor iemand die als eerste taal ooit het Nederlands heeft geleerd? En wat moet ik in hemelsnaam met uitspraken als: “Wat kan je goed Nederlands zeg!”? Wat zeggen deze uitingen over wie erkend en gezien wordt als Nederlander in onze samenleving? Die ervaring van niet helemaal gezien worden, sijpelt ook door tot diep in onze gemeenschappen. Want drie eeuwen aan kolonisatie, het integreren van mijn Zuid-Aziatische voorouders op de plantages, en het opbouwen van het koloniale Suriname en de Nederlandse maatschappij zouden toch genoeg bewijs moeten zijn dat we er sinds vanouds gewoon bij horen?

Let wel: met de nuance, dat erbij horen niet ten koste dient te gaan van je eigen historie en erfgoed. Want dat merk ik bij de jongere generatie Surinaamse Nederlanders vaak. Ik zie dan hoe weinig kennis er is over ons gedeeld verleden, erfgoed en cultuur. Wellicht ligt het aan het feit dat de ouders van die kinderen zo druk bezig waren met overleven, en een bestaan opbouwen in Nederland, dat het stukje over culturele identiteit er simpelweg niet meer bij paste. Of misschien hebben ouders bewust weinig meegegeven van de cultuur en geschiedenis om hun kinderen als het ware te beschermen tegen diezelfde pijn van uitsluiting. Echter, wat je dan krijgt is een complexe mix van jongeren die zijn grootgebracht in een maatschappij waar assimilatie onbewust de norm is geworden. Een systeem dat ons structureel vormt en waarin ‘whitewashing’ als proces nog steeds actief werkt. Een samenleving die ons van jongs af aan leert dat integreren betekent dat je je wortels moet loslaten. Dat je geschiedenis, taal en erfgoed iets zijn om achter je te laten. Dat is de koloniale erfenis die tot op de dag van vandaag doorwerkt. Ik heb het dus niet over individuen, maar over het systeem dat hen wegduwt van hun eigen wortels. Een generatie die door omstandigheden weinig contact heeft met hun culturele wortels, en voor wie dit kan leiden tot een complete desinteresse- of nog erger- een afkeer van diezelfde wortels. En als je niet weet waar je vandaan komt, weet je ook niet waar je naartoe gaat.

Dekolonisatie als thuiskomst

En ik moet toegeven, ook ik heb een periode gehad van een soortgelijke identiteitscrisis. Eentje waarbij ik mijn Surinaamse accent probeerde weg te stoppen. Eén: omdat ik het zat was dat mensen mij op een kleinerende manier dan steeds vroegen of ik een bepaald woord nog eens kon uitspreken. En twee: omdat ik geen zin had, dat mensen- mede door achterhaalde stereotypes en geïnternaliseerd racisme- me niet serieus zouden nemen, of als bekwaam genoeg zouden zien. Door de jaren heen is dat accent zachter geworden. Niet omdat het verdwenen is, maar omdat ik onbewust heb geleerd om te schakelen. Oftewel: code-switching. Ik praat anders in academische of overwegend witte ruimtes dan thuis, of met mensen bij wie ik me veilig voel. Soms is het accent bijna helemaal weg. En dan ineens, glipt het er weer uit. Vaak na drie glazen wijn, of wanneer ik helemaal mezelf kan zijn. Echter nu weet ik, dat is helemaal goed! Ik ben er ontzettend trots op, en het maakt me tot wie ik ben. Dat schakelen tussen werelden herken ik ook in andere delen van mijn identiteit.

Ook gekeken naar mijn Hindostaanse wortels heb ik met de jaren heen geleerd om daar met trots over te praten. En ook hier: als je opgroeit in een omgeving waar je ‘anders’ bent, wil je erbij horen. Je past je aan, vaak zonder dat je het doorhebt. En soms betekent dat dat je afstand neemt van je eigen cultuur, omdat je niet wilt opvallen. Maar dat is ook een vorm van uitwissen; van jezelf, je geschiedenis, je kracht. Pas later besefte ik eigenlijk hoe rijk, mooi en veerkrachtig mijn erfgoed eigenlijk is. En hoeveel trots en verzet die geschiedenis met zich meedraagt. Ik kom uit een lijn van mensen die (maar liefst tweemaal!) durfden te vertrekken naar een onbekend continent met niets in handen. Die hebben overleefd, en die zich hebben aangepast zonder zichzelf te verliezen.

Diezelfde strijd om jezelf niet uit te wissen, zie ik ook in mijn identiteit als queer Nederlander. Ik heb soms bewust, veelal onbewust geïnternaliseerd hoe ik me dien te gedragen in bepaalde ruimtes. Gevormd door het koloniale gedachtegoed waarin geloof, gehoorzaamheid en gezin de pijlers vormen van respectabel burgerschap, en de hardnekkige verankering van dominant conservatief-katholieke, heteronormatieve waarden en normen. Voor de jonge natie (nog maar vijftig jaar onafhankelijk!), een logische erfenis na bijna driehonderd jaar aan overheersing. Echter, voor mensen als ik die niet passen binnen die rigide kaders, betekent dat wel het creëren en innemen van je eigen ruimte. En het herdefiniëren van je eigen queerness. Niet als westers ‘importproduct’, maar als iets wat binnen je eigen leefwereld past en zich daar welkom voelt.

Toen ik enkele jaren terug in Suriname was, en een reeks aan regenboogvlaggen zag langs de weg kon ik mijn geluk niet op. En al helemaal niet toen ik erachter kwam dat Suriname haar eigen pride heeft sinds 2011! Wat ben ik ontzettend dankbaar voor alle voorvechters, activisten en vrije denkers van toen en nu. Op wiens schouders wij staan: de (queer) Surinaamse gemeenschap en haar diaspora in Nederland.
Daarmee bedoel ik alle Creolen, Javanen, Hindostanen, Chinezen, Inheemsen, Marrons en alle andere culturen die Suriname rijk is. Want koloniaal nalatenschap uit zich niet alleen in hoe we naar onszelf kijken, maar ook in hoe we naar elkaar kijken. Ik heb het dan over etnische spanningen die het gevolg zijn van meesterlijke tactieken als ‘divide and conquer’, oftewel: ‘verdeel en heers’ die nog steeds een blokkade vormen voor een volledige eenheid als natie. Dekolonisatie betekent daarom niet alleen individuele bevrijding, maar gaat juist ook om collectieve heling.

Dromen van echte bevrijding

Gekeken naar de komende vijftig jaren van onafhankelijkheid, droom ik over een Suriname waar we allemaal vrij zijn. Vrij om te ademen zonder de schaduw van koloniale denkbeelden. Vrij om te bestaan zonder oordeel. Een Suriname waar verschillende gemeenschappen samen feestvieren. Waar Diwali, Ramadan, Pasen en Keti Koti niet tegenover elkaar staan, maar naast elkaar schitteren.

Een Suriname dat de wereld blijft herinneren aan wat wederzijds respect en harmonie werkelijk betekenen; zoals de vreedzame co-existentie van de synagoge en moskee aan de Keizerstraat, in Paramaribo dat al decennia laten zien.

Ik droom van een wereld waarin elk mens weet waar die vandaan komt. Weet hoe mooi diens erfgoed is, en nooit de druk ervaart om dienszelf uit te wissen om zo te voldoen aan afschuwelijke koloniale ideeën van wie meer of minder bestaansrecht heeft.

Misschien is dat waar echte vrijheid om draait: niet in stilte overleven onder één vlag, maar durven leven in de kleuren van je eigen regenboog.

Woordenlijst

Srefidensi: Sranan tongo voor zelfstandigheid, oftewel onafhankelijkheid
Zanderij: Luchthaven in Suriname
Dekolonisatie: het ontmantelen van koloniale machtsstructuren
Code-switching: het aanpassen van de communicatie aan de omgeving
Heteronormativiteit: de overtuiging dat heteroseksualiteit de norm is in de samenleving
Verdeel en heers: het tegen elkaar uitspelen van verschillende groepen, zodat de gemeenschappelijke heerser niet kan worden verslagen

5 jaar Hindostaans & Queer

Column door Wedica Premchand

Bekijk ook de video over het 5 jarige bestaan van Hindostaans & Queer!

Wauw! Wat waren de afgelopen jaren intens en mooi. Vanuit het niets is er een Hindostaanse queer community opgestaan: mensen die met elkaar in verbinding staat en elkaar weten te vinden. Eerst was ik er, toen kwam Devika erbij. Vervolgens Varisha, Kai en Louise. Daarna ontstond de redactie en een team voor sociale media. En niet te vergeten het project en boek ‘Humans of Hindostaans & Queer’. De afgelopen vijf jaar heeft er zoveel groei en bloei plaatsgevonden via de stichting en op persoonlijk vlak. In deze column zal ik jullie vooral meenemen in mijn persoonlijke reis. 


Parallelle wereld

Meer dan een decennium geleden leefde ik een heteronormatief leven en was ik nog getrouwd met een man. Inmiddels ben ik ruim tien jaar uit de kast en heb ik het getrouwde leven lang achter mij gelaten. Ik ben in een soort parallelle wereld gestapt, waarin fundamentele zaken plots anders zijn: waar ik voorheen als het ware gedragen werd door de onzichtbare kracht van hetero-privilege, beweeg ik mij nu in een sociale wereld die niet is ontworpen voor queer mensen. Het is niet zo dat queer mensen niet welkom zijn in deze wereld, maar de vanzelfsprekendheid voor (acceptatie van) het bestaan van queerness is er niet. Toen ik vijf jaar geleden begon met het platform Hindostaans & Queer (toentertijd was het nog geen officiële stichting) dacht ik deze vanzelfsprekendheid te kunnen veranderen, maar wijsheid komt met de jaren zegt mijn moeder altijd. Onderdrukking, verbanning en uitwissing van queer mensen is eeuwenoud. Het is niet met mij begonnen en zal ook niet met mij eindigen. Het is mooi om een steentje bij te kunnen dragen aan sociale rechtvaardigheid, maar verandering van systemen gaat niet over een nacht ijs. De geschiedenis leert ons dat daar meerdere opeenvolgende generaties voor nodig zijn. 

Persoonlijke struggles en ontwikkelingen

Voordat ik uit de kast kwam struggelde ik met eenzaamheidsgevoelens en een diepe angst voor afwijzing. Na mijn coming-out is dit veel minder, maar overtuigingen en angsten die lang en diep in een mens hebben gewoond verlaten je niet zomaar. Hetzelfde geldt voor geïnternaliseerde homofobie: kan ik de schaamte over mijn geaardheid helemaal loslaten? Op goede dagen gaat dat beter en op slechte dagen lukt dat minder. 
Diepgewortelde overtuigingen zijn als een trouwe ‘vriend’ die loyaal aan je zijde blijft. Je groeit in de loop der tijd soms uit elkaar en laat elkaars hand langzaamaan stukje bij beetje los, maar verdwijnen doet de vriend niet. Die blijft altijd in jouw buurt om je weer op te zoeken op slechte dagen en blijft wat meer op afstand op de betere dagen. 


Eerste keer lesbische bar

Na mijn coming out bezocht ik samen met mijn toenmalige vriendin een lesbische bar in Amsterdam: de Vivelavie. Zij kwam daar vaak en nodigde mij uit om er een keer samen heen te gaan. Ik vond het spannend, maar vooral erg ongemakkelijk en eng. Ik weet nog dat ik samen met haar aan de bar zat en niet om mij heen durfde te kijken of mij durfde te verroeren. Sneu en grappig tegelijk als ik eraan terugdenk, want waar was ik precies bang voor? 
Erop terugkijkend was ik vooral erg ongemakkelijk met mezelf. Omgeven zijn door lesbische vrouwen, die comfortabel waren met zichzelf was een pijnlijke confrontatie met mezelf. Ik was namelijk nog verre van comfortabel met mezelf. Vandaag de dag herken ik ditzelfde ongemak soms bij andere vrouwen, wanneer ik in hun buurt ben. Ik neem het niet persoonlijk op en respecteer hun proces, want ik weet: ooit was ik daar ook.

Community en activisme

In de afgelopen jaren heb ik vaker samengewerkt, zowel met mensen binnen als buiten de queer community. Wanneer je mensen ontmoet die in meerdere lagen van hun identiteit dezelfde struggles hebben als jij, dan kan dat ronduit helend zijn en zalvend aanvoelen voor de barsten in je ziel. Voor mij was het vinden van mijn queer mensen, een chosen family, iets dat vervulling heeft gegeven aan mijn leven. Het laatste missende puzzelstuk.


Toch moet ik ook zeggen dat niet alles binnen de (activistische) community en het activistisch leven rozengeur en maneschijn is. Binnen de community en wereld van activisten kom ik mensen tegen die zich tomeloos inzetten, maar die soms ook –met de beste bedoelingen – de plank misslaan. Een voorbeeld daarvan zijn queer mensen die afgeven op niet-queer personen of bijvoorbeeld activisten van kleur die afgeven op witte mensen, omdat ze het omgekeerd ook ervaren. Het is goed om je te verzetten tegen de gevestigde orde en bestaande structuren te willen verbeteren. Ook is er niks mis mee om inhoudelijk weerstand te bieden tegen iets waar je het niet mee eens bent, maar puur afgeven op iemand omdat die een bepaalde seksuele gerichtheid of huidskleur heeft gaat er bij mij niet in. Haat kan niet met haat worden beantwoord. Het reproduceren van onderdrukkende systemen brengt ons niet dichter bij ons doel en gaat ons niet bevrijden. Gemeenschappen opbouwen, onszelf versterken en verbinding zoeken met elkaar zal dat naar mijn idee wel doen.

Blik in de toekomst van H&Q

In 2026 zal de redactie van H&Q een Wikipedia lanceren waarop al het werk van de stichting terug te vinden zal zijn vanaf de totstandkoming van de stichting tot nu, alles wat er is georganiseerd en gecreëerd. In vijf jaar tijd is er heel veel werk verricht, dankzij de inzet van alle vrijwilligers. We zijn als Hindostaanse queer gemeenschap in vijf jaar heel ver gekomen en ik ben benieuwd waar de stichting in 10 jaar zal staan. Het is een stichting waarvan de doelgroep zelf hun verhalen vertelt en daar ben ik trots op. Want wie kan onze verhalen beter vertellen dan wijzelf?

Hoofdredacteur Wedica met redactieleden: Maithili en Ashwari

Wat zullen de mensen zeggen? Manai ka boli?

Recensie door Kailash Bhawanibhiek

Afbeelding van boek wat zullen de mensen zeggen?

Titel:
Wat zullen de mensen zeggen?

Auteur:
Tahrim Ramdjan (1998)

Onderwerp/thema?
Autobiografie van Nederlands-Hindostaanse islamitische homoman Tahrim Ramdjan, geboren en opgegroeid in Amsterdam als kind van Surinaams-Hindostaanse ouders.

Fictie of non-fictie?
Non-fictie

Plaats van handeling?
Amsterdam. Onder andere de Bijlmer, waar hij opgroeit. En Amsterdam Zuid, waar hij naar het gymnasium gaat.

Waarom wilde de auteur dit boek schrijven? Wat was zijn persoonlijke missie?
Hij wilde zijn ervaring delen. Ik schat in dat hij daarmee meer begrip voor mensen van kleur in de Nederlandse maatschappij wil bewerkstelligen. Door zijn publicaties is hij nu ook een rolmodel voor andere Hindostaanse queers.

Is de auteur in zijn missie geslaagd?
Gezien de recensies vanuit de samenleving blijkt hij inderdaad een brug te hebben geslagen. Ook voor mij is er veel herkenning met de inhoud van het boek. De vraag die wel bij mij opkwam, is hoe het komt dat Ramdjan geen vrienden uit de Bijlmer in zijn boek noemt. Hij geeft dat ook toe en is zich ervan bewust. De setting van het verhaal is de Amsterdamse bubbel. Als lezer is het belangrijk te beseffen dat deze bubbel anders is dan in de rest van Nederland.

Waarom heb jij het boek gelezen?
Op aanraden van een goede vriend. En nieuwsgierigheid, omdat ik de schrijver weleens heb ontmoet en gesproken.

Wat herkende je?
De zoektocht naar een groep om bij te horen. De warmte van de Hindostaanse cultuur/familie. En de grote verschillen die in Amsterdam bestaan en voelbaar zijn bij het overgaan van de ene naar de andere buurt, alsook /bar/restaurant/vriendengroep.

Waarom heeft hij voor deze titel gekozen? Wat is jouw associatie met deze titel?
Het eerste hoofdstuk heeft de bekende hindostaanse uitdrukking ‘Manai ka boli?’ als titel. De titel van het boek is daar de vertaling van. In dit hoofdstuk licht hij de reis van de Hindostanen toe, en benoemt hij onder andere de verstikking en prestatiedruk die in de gemeenschap worden ervaren. Ik herken die ook en applaudisseer de duidelijke en eerlijke wijze zoals hij het opschrijft. In de rest van het boek komt de associatie met de hindostaanse uitleg weinig expliciet naar voren; het gaat meer om de algemene betekenis van de titel, en minder om de ervaring ervan in de Hindostaanse gemeenschap. Als lezer concludeer ik dat ‘de dingen die mensen denken/zeggen’ vanuit die algemene betekenis de handelingen, besluiten en emoties van de auteur beïnvloeden. Ik had bij het lezen van de titel als eerste indruk dat het hele boek over zijn Hindostaans-zijn zou gaan en hoe hij zich tot de gemeenschap verhoudt. Dat is niet zo.

Wat maakte jou nieuwsgierig?
Het unicum van een verhaal van een islamitische Hindostaanse homoman van mijn generatie.

Waar deed het boek jou aan denken?
Ramdjan onderzoekt zijn gevoelens en ervaringen, beschrijft deze alsof hij nu nog de puber is die zich verstopt onder de dekens. Voor mij vergelijkbaar met de belevingswereld van het hoofdpersonage van ‘Het Gym’ van Karin Amatmoekrim.
Hij haalt wetenschappers aan die zijn gevoelens en ervaringen woorden en concepten hebben gegeven. Zijn gevoelens en ervaringen blijken hierdoor universeel te zijn. Dit geeft waarschijnlijk meer legitimiteit aan de gevoelens van zowel de auteur als de lezer die zich in de ervaring herkent, en bevestigt dat je onderdeel bent van een gemeenschap. Hiermee verstevigt hij de Hindostaanse queer identiteit voor zijn Hindostaanse queer lezers. Bij de aangehaalde analyses en referenties moest ik ook denken aan de wijze waarop Anil Ramdas schreef, hij onderzocht en legitimeerde zijn eigen ervaring met referenties en onderbouwde wetenschap. Daardoor is er voor mij herkenning met zijn boek ‘Badal’, waarin een Hindostaanse journalist de witte journalistenwereld induikt, daar andere mensen van kleur vindt en bevriend met ze raakt.

Zou je dit boek aanbevelen? Zo ja, aan welke doelgroep?
Zeker! De ontwikkelingsreis die de auteur maakt en de besluiten die erbij horen zijn inspirerend en kunnen mensen helpen om hun eigen reis te plaatsen. De achterban van Hindostaans & Queer is bij uitstek een groep die inspiratie en wijsheid uit Ramdjan’s boek kan putten. Zijn boek sluit naadloos aan bij de missie en visie van Hindostaans & Queer. Hij zorgt voor representatie van het Hindostaans en queer zijn in de Nederlandse samenleving. Hij geeft andere Hindostaanse queers een rolmodel door te schrijven over zijn proces. Hij schrijft over de pijn, liefde, haat, de tegenstijdigheden van zijn bestaan en laat dat zien met humor, scherpte en menselijkheid. Dit boek gaat over het bewegen in de Nederlandse samenleving als Hindostaanse queer, over zelfontdekking en de fasen van zelfacceptatie. En ook hoe je je verschillende identiteiten ruimte geeft en bedenkt hoe die zich tot elkaar in jezelf en tot de wereld om je heen verhouden.

Kun je een passage uit het boek aanhalen die jou heeft geïnspireerd e/o geraakt?
… 
Ze bleken onhygiënisch te kunnen zijn – o man, zo onhygiënisch.
Ze bleken niet altijd gezond, sterk en intelligent te zijn. Ze bleken niet uitverkoren te zijn, maar gewoon mens, net als ik.
En ook ik bleek niet heilig; mijn voorkeur bleek niet zo onschuldig te zijn als ik dacht.
Dát is waarom ik af wil van mijn fascinatie voor witte, Nederlandse mannen. 
… (blz.188)

Waarom kies je voor deze passage?
Ik vind zijn eerlijkheid mooi en inspirerend. Hij zegt bijvoorbeeld dat hij lang de argumentatie dat hij op blonde mannen valt voor zichzelf afdoende vond als verklaring dat mensen voorkeuren en types hebben. Hij kijkt in het hoofdstuk ‘Blonde mannen poepen ook’ (blz. 176) heel kritisch hiernaar, hij wil van zijn fascinatie voor witte, blonde mannen af. Dit geeft eerlijkheid en menselijkheid weer. We leven namelijk in Nederland en we zijn mensen die beïnvloed worden door alles om ons heen. Jezelf bevragen is een kwetsbaar proces en dat beschrijft hij heel herkenbaar en menselijk.


Vertelstijl: 8
Leesbaarheid: 8.5
Aantal pagina’s: 240
Uitgever: Uitgeverij Pluim
Gepubliceerd: maart 2025

Manai ka boli = wat zullen de mensen zeggen

Vragen: Usha Marhé
Antwoorden: Kailash Bhawanibhiek


Kailash Bhawanibhiek (hij/hem) is de huidige voorzitter van Hindostaans & Queer. Daarvoor was hij sinds 2022 bestuurslid. Hij is in het dagelijks leven D&I adviseur. Kailash is onlangs begonnen met zijn promotieonderzoek naar de Hindostaanse queer identiteit. Hij houdt van lezen, reizen, koken, uitgaan en beoefent de Indiase klassieke dans Bharata Natyam.

De deur naar benáwal pariwár, zelfgekozen familie

Column door Ashwari Akloe

Foto: Yasmin

“Ben ik wel queer genoeg? Wat als ik met niemand een gesprek ga kunnen voeren? Wat als mensen me niet interessant genoeg vinden?” Ik lig in bed, net wakker van mijn dutje, en deze vragen spoken door mijn hoofd. Het is een koude zaterdagavond in januari. Vanavond ga ik voor het eerst naar een Hindostaanse queer milan. Ik sta versuft op, zet de waterkoker aan en maak een volle kop sterke zwarte koffie voor mezelf.

Ik ben weleens naar een Bollywood clubavond gegaan, vol met Indiase expats. Ook ben ik naar de uitgaansscene in de Reguliersdwarsstraat in Amsterdam en PANN-feestjes in Utrecht geweest. Deze milan voelt echter als iets nieuws. Alsof ik eindelijk eens een keer niet tussen wal en schip zal vallen, maar een brug ga bouwen. Eentje die mij in staat stelt om mijn twee leefwerelden, mijn Hindostaanse achtergrond en het queer zijn, met elkaar te verbinden. Toch ben ik stiekem ook bang voor een innerlijk conflict.

In de taxi probeer ik mezelf af te leiden met het laatste nieuws. Aangekomen op mijn bestemming stap ik uit, en loop met het gevoel van bakstenen in mijn schoenen naar het feest. Ik sta stil voor het pand, elke stap naar de deur voelt toch als een keuze voor mezelf. Met een diepe zucht inhaleer ik een geurige cocktail van de snijdende winterse lucht en kruidige bara’s. Het is elf uur als ik de ruimte binnenstap, er heeft zich al een flinke menigte verzameld. Terwijl ik mij snel van mijn jas ontdoe, zie ik enkele bekende gezichten.   

Ik voel iets in mij verschuiven als ik de lichamen zie dansen en genieten op de muziek die ik van thuis ken. Een zaal vol Hindostaanse queers gaat los op de opzwepende beat van het baithak gana nummer ‘Tu kaha se laile patohiya’ van Dewindersingh Sewnath. Mijn hartslag kalmeert, en ik voel de spanning uit mijn lichaam wegglijden. Mijn oog valt op een prachtige illustratie die aan de muur hangt: twee gekleurde vrouwen zoenen elkaar teder. Hey, ik ken de artiest, dat is Nazrina Rodjan! De illustratie voelt als een viering van mijn identiteit. Mijn ziel voelt een soort onwennig gevoel van thuiskomen. Het soort thuiskomen waarbij je nu wel weet in welke straat je woont, maar nog niet bij welke ghar je moet aanbellen om jouw pariwár te ontmoeten.

Plots tikt er iemand op mijn schouder. Ik draai me om en word warm begroet door een vertrouwd gezicht. Ze vraagt me verwonderd of ik alleen ben gekomen. Ik knik instemmend met een brede glimlach. Als een echte dost begeleidt ze me door de ruimte en stelt ze me voor aan een paar mensen. Ik voel me steeds meer op mijn gemak, en loop vrijer door de ruimte. Wanneer ik spontaan oogcontact maak met een groepje dansende vrienden, besef ik me dat ik twee van ze ken van een eerder event. We groeten elkaar, hebben het over koetjes en kalfjes. Onderwerpen waar ik in elke andere situatie verveeld wat had gemompeld, maar in deze situatie voelt het gewone juist als een bevestiging. Een bevestiging dat ik erbij hoor, en me niet hoef te bewijzen. Ik bestel mijn eerste beker bier van de avond en plof neer op één van de banken. Vriendelijk lach ik naar de persoon naast mij, en rol subtiel en onaangekondigd in een spel van wederzijds geflirt.  

De klanken van baithak gana, kaseko- en Bollywoodmuziek zweven als oude vrienden door de ruimte. Muziek die fungeert als een geheugensteun van wie ik was, wie ik ben, en vooral ook wie ik mag worden. Ze vertellen mijn verhaal van kruisingen, erfgoed, pyaar en overleven. Mijn dwalende blik valt op een bekend gezicht. Haar ogen kijken mij uitnodigend aan, en ik begeef me verlegen naar de dansvloer. Hoe langer ik op de verschillende tonen uit mijn jeugd dans, hoe vrijer en levendiger ik me voel.

Voor ik het weet is de milan afgelopen. En voor ik het weet sta ik weer buiten het pand. Ik voel me voldaan. Heel anders dan het begin van de avond, toen ik wat krampachtig was door de zenuwen. Nu vult een warme gloed mij van binnen, als een belofte van iets groters. Ik geloof dat ik deze avond eindelijk een brug heb kunnen bouwen die wal en schip met elkaar verbindt. Een brug van queer joy, gedragen door de Hindostaanse queer gemeenschap. En misschien weet ik nog steeds niet bij welke ghar ik moet aanbellen, maar ik weet nu dat de deur naar mijn benáwal pariwár uitnodigend op een kier staat.


Milan = feest, bijeenkomst
Bara = hindostaanse gefrituurde snack
Ghar = (t)huis
Dost = vriend(in)
Pyaar = liefde
Pariwár = familie
Benáwal pariwár = zelfgekozen familie


Ashwari Akloe (zij/haar) is redactielid van Hindostaans & Queer. Zij zoekt in taal, natuur en spiritualiteit naar een plek om thuis te komen. Onlangs rondde ze haar masterstudie Dierwetenschappen (Animal Sciences) af in Wageningen. Het verweven van ecologie met vragen over rechtvaardigheid en identiteit houdt haar bezig.